Wat zijn de resultaten na twee cycli van de Burgerraad voor het klimaat?
De tweede cyclus van de Burgerraad voor het klimaat, over voeding, is net afgelopen. Net als bij cyclus 1 over huisvesting werden de Brusselaars bij hun denkwerk ondersteund door een team van facilitators. Wat kunnen we leren van deze twee cycli? Wat zijn de interessante ontwikkelingen die moeten worden voortgezet? We vroegen het aan Julie Bérard, eco-adviseur en facilitator bij 21Solutions, en Benoît Verhulst, hoofd participatieve projecten bij Missions Publiques, twee collectieve informatiebureaus die het proces samen hebben ontworpen en geleid.
Cyclus 2 van de Burgerraad voor het klimaat is net afgelopen. Na het thema huisvesting hebben de burgers dit keer rond voeding gewerkt. Was dit thema gemakkelijker? En zo ja, waarom?
Julie Bérard. In zekere zin was het gemakkelijker, want het is niet zo’n breed onderwerp als huisvesting, dat ook zaken als mobiliteit, fiscaliteit en vergroening omvat. Voeding is vooral een onderwerp dat het dagelijks leven van mensen direct beïnvloedt. De opdracht van de burgers, de vraag van de Regering waarop ze een antwoord moesten vinden, was ook directer: “Wat hebben jullie als Brusselaars nodig om morgen jullie eetpatroon te veranderen en wat verwachten jullie van de verschillende spelers?”
Benoît Verhulst. Interessant was dat het doel van deze cyclus was hen te laten werken rond het veranderen van hun levensstijl, terwijl er voor huisvesting vele en zeer sterke exogene factoren zijn: het grote aandeel particuliere projectontwikkelaars in Brussel in vergelijking met de publieke sector, het behoud van erfgoed en de noodzaak om gebouwen aan de normen te doen beantwoorden, de druk op onroerend goed, het gebrek aan huisvesting, enzovoort. Wat voeding betreft, is de individuele invloed belangrijk en het bewustwordingsproces vrij direct. De cijfers die in de Good Food-strategie zijn opgenomen, hebben indruk gemaakt op de burgers, zoals het feit dat de veeteelt verantwoordelijk is voor de helft van de uitstoot van broeikasgassen in België. Bijgevolg omvat het burgeradvies van deze cyclus een interpelleren van de verschillende spelers in de voedselketen en voorstellen voor het Gewest, de grootdistributie en, in mindere mate, de horeca en bedrijven.
De manier waarop deelnemers worden geworven is als volgt: in alle Brusselse gemeenten wordt een brief gestuurd en onder de mensen die zich hebben opgegeven wordt een loting gehouden. Bij de eerste Raad was er wel enige diversiteit van de Brusselse bevolking, maar ook een oververtegenwoordiging van afgestudeerden en weinig jongeren. Wat is er veranderd voor deze tweede cyclus?
Julie. De deelnemers komen nog steeds uit de 19 gemeenten van het Brussels Gewest. Maar dit jaar hebben een samenwerking met het Forum des Jeunes en een specifieke communicatiecampagne naar jongeren tussen 16 en 25 jaar geholpen om een groter aantal jongeren aan te trekken en te behouden. Deze samenwerking was van onschatbare waarde om ervoor te zorgen dat jongeren zich comfortabel en erkend voelden in het proces. We benaderden ook spelers die op het terrein werken met mensen in kwetsbare situaties, om de Raad bij hun doelgroep kenbaar te maken.
Benoît. Het is wel zo dat de wervingsmethode nog niet optimaal is, om één eenvoudige reden. Op dit moment gebeurt de loting nog op basis van adressen. Eén brief wordt dus vaak uitgedeeld voor een blok van bijvoorbeeld 15 flats, waar telkens een huishouden van 4 mensen woont! Vaak is het iemand die al interesse heeft in het initiatief of het onderwerp die besluit om de brief te beantwoorden… Op die manier is het extra moeilijk om mensen te vinden die zich misschien niet legitiem genoeg voelen om mee te doen. Om deze vertekening te corrigeren, zou het goed zijn toegang te hebben tot het Rijksregister, dat gegevens bevat over de identiteit van alle inwoners van België. Dit zou het mogelijk maken om persoonlijke brieven te sturen naar willekeurig geselecteerde mensen. Het zou de uitnodigingen persoonlijker maken, mensen gemakkelijker bereiken en de zin om mee te doen vergroten.
Julie. We zijn ons bewust van deze ruimte voor verbetering en het is ook een vraag die is doorgegeven door de burgers. Zij hebben sterk benadrukt dat het nodig is om bij de volgende cycli meer mensen in kwetsbare situaties te betrekken en er misschien zelfs een wervingscriterium van te maken. We hameren erop dat de loting één wervingsmethode is, maar dat het nuttig zou zijn om ze aan te vullen met andere methodes om bepaalde groepen te bereiken. Mensen met minder kwalificaties of in een meer kwetsbare positie hebben immers niet het gevoel dat ze het recht hebben om deel te nemen aan dit soort projecten en we moeten de tijd nemen om hen te overtuigen en om hen zin te geven om deel te nemen. Net als bij de Raad zelf, kan dit bijvoorbeeld via verenigingen die hun doelgroepen goed kennen.
Is er een moment dat jou bijzonder geraakt of verrast heeft bij deze Burgerraad? Heb je een anekdote of verhaal om te delen?
Julie. Wat me bij elke laatste sessie raakt, is de emotie op het einde bij de meeste deelnemers. In de groep van dit jaar was dit zelfs nog wat sterker. De deelnemers creëren een band, een ritueel van samenkomen op zaterdag en als het voorbij is, is het als het einde van de vakantie waarin je nieuwe vrienden hebt gemaakt en je contactgegevens uitwisselt. Sommige deelnemers blijven contact houden, anderen hebben zin gekregen om nog meer te leren, … Voor mij is het een succes om te zien dat er nieuwe banden worden gesmeed en dat mensen meer willen weten over politieke mechanismen en strategische beslissingen die een rol spelen bij de klimaattransitie.
Benoît. Voor deze cyclus vroegen we iemand van de overheid om de link te zijn tussen wat de burgers bespraken enerzijds en de realiteit op het terrein en de prognoses van het Gewest voor de komende jaren anderzijds. Deze persoon kwam naar bijna alle sessies en er ontstond een band tussen haar en de leden van de Raad, die haar bij de voornaam noemden, haar herinnerden aan wat ze had gezegd en met haar kwamen praten tijdens de pauzes. Dit bracht de overheid echt tot leven en liet zien dat het geen abstracte entiteit was, weggestopt in een gebouw. Beide partijen werkten aan hetzelfde probleem, vanuit verschillende gezichtspunten, maar met hetzelfde verlangen om de situatie te verbeteren. Dit laat zien dat een burgerraad ook publieke figuren kan bevatten.
Welke werkwijzen hebben jullie veranderd tussen de eerste en tweede cyclus?
Julie. Een paar principes blijven onveranderd: omdat er diversiteit is in de groep, vinden we het belangrijk om de aanwezige kennis onder de deelnemers te benadrukken. Zij zijn degenen die het eerst aan het woord komen en hun ervaringen over voeding verwoorden. We zorgen ervoor om van bij de aankomst de juiste signalen te geven: de burgers zijn competent aangezien ze expert zijn in hun dagelijks leven en levensstijl. We zorgen ervoor dat we educatieve methodes gebruiken voor de ‘informatie’-sessies. Dit jaar stond er een Climate Fresco op het programma, een spel dat in kleine groepjes wordt gespeeld om de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering te begrijpen, en een quiz over voeding in Brussel. We hebben zelfs een bijeenkomst georganiseerd met een dertigtal spelers uit de voedingssector. We weten dat het cognitief gezien gemakkelijker is om informatie te onthouden als die in een context van uitwisseling en discussie wordt gegeven, eerder dan in een top-down toespraak door één persoon in een auditorium van 70 mensen. We plaatsen de personen die de informatie geven altijd in een positie waarin ze reageren op de inhoud van de burgers. Dit kost iets meer tijd omdat ze een presentatie ‘op maat’ moeten maken voor de groep, maar het is een van de voorwaarden om een inclusieve aanpak te laten slagen.
Benoît. We hebben twee werkpunten verbeterd, die strikt genomen niet over de facilitatiemethode gaan, maar over de werkmethode in het algemeen. Ten eerste hebben we sterk de nadruk gelegd op de dimensie van co-creatie met de overheid bij het definiëren van de opdracht die aan de burgers werd toevertrouwd. We wilden de burgers niet vragen om heel algemeen rond het thema voeding te werken, omdat we weten dat de overheid en veel spelers in het veld hier al lang mee bezig zijn. Om het wiel niet opnieuw uit te vinden, kozen we ervoor de Raad dat wat reeds bestond te laten verrijken. En dan heb ik het over de Good Food-strategie, die in 2025 wordt herzien. We hebben er dus in de eerste plaats voor gezorgd dat de Raad echt waarde zou toevoegen bij de herziening van de strategie en er een ‘burger-dimensie’ zou aan geven. Vervolgens hebben we tussen elke zitting van de Raad regelmatig contact gehad met een ondersteuningscomité dat bestond uit specialisten in het domein, waaronder Joëlle van Bambeke, de coördinator van de Good Food-strategie. Zo konden we het werk van de burgers ondersteunen, hun vragen beantwoorden, uitleggen wat er al bestaat, enzovoort. En ten slotte veranderden we het tempo van het proces. Terwijl Cyclus 1 gespreid was in de tijd, kwamen de burgers nu om de twee weken bij elkaar, voor een introductieweekend, twee zaterdagen van reflectie en een afrondingsweekend. Het was een intens ritme, maar het hield ons bij het onderwerp én op koers!